Waar wordt glasvezelbekabeling gebruikt
Last updated
Last updated
Telefoonbedrijven, CATV en het internet gebruiken allemaal veel glasvezeltechniek, waarvan het meeste buiten is. Het hangt aan palen, is begraven onder de grond, door buizen heen getrokken, of ligt zelfs onder water. Het meeste gaat over relatief grote afstanden, van een paar duizend meter tot honderden kilometers.
Outside Plant installaties zijn zo goed als allemaal singlemode vezel (we zullen de vezeltypes later uitleggen), en kabels bevatten vaak grote hoeveelheden vezels, dit kan wel oplopen tot 900 vezels. Kabels zijn zo ontwerpen dat ze bestand zijn tegen vochtigheid, trekken en knaagdieren.
Het installeren wordt uitgevoerd door vakmensen en er worden zelfs trailers ingezet om de grote spoelen met kabels te vervoeren.
Vanwege de lange afstanden zullen de kabels aan elkaar gelast moeten worden d.m.v. fusielassen, omdat de kabels meestal niet langer zijn dan 4 kilometer. Connectoren (van het type SC, ST, of FC) worden fabrieksmatig aan pigtails gezet en vervolgens weer aan het einde van de kabel gelast. Na de installatie wordt elke vezel en elke las getest met een OTDR.
Als u denkt dat dit veel geld kost, dan heeft u gelijk. De glasvezelmonteur heeft gewoonlijk een bus of trailer waarin de temperatuur geregeld kan worden voor het lassen van de vezels. De investeringen in fusielasmachines, OTDR’s en speciaal gereedschap kunnen oplopen tot over de 100.000 euro.
Als contrast heeft een in house bekabeling (bekabeling dat in een gebouw of bedrijf is geïnstalleerd) te maken met korte afstanden, zelden langer dan een paar honderd meter, meestal met 2 tot 48 vezels per kabel.
De vezel is meestal Multimode met uitzondering van de beter geïnformeerde gebruiker die hybride kabels installeert met Multimode en singlemode vezels.
Fusielassen wordt niet vaak toegepast in house toepassingen omdat deze te duur zijn voor de snelheidswinst over deze korte afstanden. Men kan kabels kopen voor tussen gebouwen met dubbele mantels, PE voor outside plant escherming en PVC voor toepassing in gebouwen die brandvertragende mantels nodig hebben.
De huidige connectoren zijn van een zeer goede kwaliteit en hebben meestal een zeer lage demping, en patch panels hebben meer flexibiliteit voor verplaatsingen, toevoegingen en veranderingen.
Montage gebeurt door de connectoren direct aan het eind van de vezel mechanisch of chemisch te verbinden.
Testen gebeurt met een lichtbron en een power meter, maar elke monteur zou een laserpen moeten hebben om de vezelcontinuïteit en de koppelingen na te kunnen kijken.
In tegenstelling tot de outside plant monteur heeft de in house monteur (die vaak de voedingskabels en de UTP netwerken voor LAN’s installeert) waarschijnlijk een investering van 3000 euro in gereedschap en meetapparatuur nodig.